Woordenboekje ============= In dit bloemperk staan veel gele bloemen. In deze fabriek worden schoenen gemaakt. In het park staat een mooie fontein. Door de kou had oma pijn in haar gewrichten. Toen de kinderen ijsvrij kregen, kwamen zij joelend naar buiten. Deze kinderen zijn ernstig ondervoed. Mijn oom werkt in een pottenbakkerij. De schipper zat in de roef koffie te drinken. De vrouw zit aan het spinnenwiel te werken. Het was een geschreeuw vanjewelste op het schoolplein.