de fabel #[Een verzonnen verhaal waarin pratende dieren voorkomen en waarvan je iets leert.] de legende #[Oud verhaal over een held dat vaak is verteld.] de voorouders #[Je vader en je moeder. maar ook je opa's en oma's en hun ouders.] het nageslacht #[Je kinderen. maar ook je kleinkinderen en achterkleinkinderen.] --------------------------------- het stenentijdperk #[Een tijd heel lang geleden, toen mensen dingen van steen maakten en gebruikten.] de tijdmachine #[Apparaat waarmee je door de tijd kunt reizen, naar het verleden of de toekomst. Het apparaat bestaat niet echt.] de tentoonstelling #[Plaats waar je historische of mooie dingen kunt bekijken.] historisch #[Alles wat te maken heeft met het verleden.] hartlijk lachen #[Gezellig en vriendelijk lachen.] het voorwerp #[Een ding dat je kunt zien en voelen.] het archief #[Plaats waar films, (oude) boeken en andere voorwerpen bewaard worden.] de ellende #[Een erg nare toestand.] de samenleving #[Alle mensen in een land.] de landverrader #[Iemand die in een oorlog samenwerkt met de vijand.] de zoveelste keer #[Al heel vaak.] in de loop van #[Na een tijdje, tijdens.] de onderduiker #[Iemand die zich tijdens een oorlog verstopt voor de vijand.] het verzet #[De mensen die in een oorlog in het geheim tegen de vijand vechten.] --------------------------------- het geheugen #[De plek waar je je herinneringen bewaart.] de herinnering #[Een belevenis van vroeger waar je aan denkt.] vergeetachtig #[Als je veel dingen niet kunt onthouden of maar voor korte tijd.] voorgoed #[Voor altijd.] tijdelijk #[Niet voor altijd.] --------------------------------- het schroot #[Stukken oud ijzer.] de hersens #[Je hersens zitten boven in je hoofd, hiermee kun je denken.] de verpleger #[Iemand die in het ziekenhuis voor de zieken zorgt.] allereerst #[De eerste.] zich afspelen #[Gebeuren.] --------------------------------- in geuren en kleuren #[Iets op een leuke manier, met veel bijzonderheden vertellen.] aan iemands lippen hangen #[Met veel aandacht aan iemand luisteren.] --------------------------------- het verleden #[De tijd die voorbij is.] het heden #[De tijd die nu is.] de toekomst #[De tijd die nog komt.] de oorlog #[Ruzie tussen twee of meer landen.] de vrede #[Als er geen oorlog is, is er vrede.]