Thema 2 woordenschat Sport -------------------------- de activiteitiets = waarmee je bezig bent Bungelen = ergens aan hangen terwijl je een beetje heen en weer zwaait de doelman (of: keeper) = iemand die de bal uit het doel houdt de eindstreepeen = streep die het einde aangeeft van een afstand bij een wedstrijd de energie = kracht en zin om iets te doen het evenwicht = iets is in evenwicht als het niet omvalt het interview = een vraaggesprek het record = de beste prestatie ooit het startsein = het teken waarop je begint het synoniem = een woord dat hetzelfde betekent als een ander woord toejuichen = iemand met geschreeuw begroeten de worp = de keer dat je iets gooit, of hoe je iets gooit Thema 2 woordenschat Dokter --------------------------- Het ergens benauwd van krijgen = ergens zenuwachtig van worden de benen uit je lijf lopen = ergens veel moeite voor doen zich bezeren = zich pijn doen het bezoekuur = de tijd dat je iemand in een ziekenhuis mag bezoeken je buik ervan vol hebben = ergens genoeg van hebben de kwaal = iets lastigs met je lichaam je taai houden = volhouden, ook al valt het tegen de uitdrukking = woorden die samen een bijzondere betekenis hebben verzwikken = je voet te ver naar links of rechts buigenje pezen rekken dan te ver uit en dat doet pijn voortdurend = zonder ophouden de ziekenhuisopname = meer dan een dag in het ziekenhuis moeten blijven zwellen = dik worden, opzetten