{Woordenschat Engels  samenvating Rayan op 3 november 2021}
[Words to know]
a cup of tea			#[een kop thee]
a packet of crisps			#[een zakje chips]
beef			#[rundvlees]
bill			#[rekening]
breakfast			#[ontbijt]
cabbage			#[kool]
cauliflower			#[bloemkool]
cucumber			#[komkommer]
dessert			#[nagerecht]
dinner			#[avondeten]
------
drinks			#[drankjes]
food			#[voedsel]
French fries			#[Franse frietjes]
fried eggs			#[gebakken eieren]
garlic sauce			#[knoflooksaus]
lettuce			#[sla]
lunch			#[lunch]
main course			#[hoofdgerecht]
meal			#[maaltijd]
meatball			#[gehaktbal]
------
menu			#[menu]
napkin			#[servet]
onion			#[ui]
pineapple			#[ananas]
pork chop			#[karbonade]
potato			#[aardappel]
restaurant			#[restaurant]
salmon			#[zalm]
salt and pepper			#[zout en peper]
shrimp			#[garnaal]
------
soup			#[soep]
spinach			#[spinazie]
starter			#[voorgerecht]
steak			#[biefstuk]
tablecloth			#[tafelkleed]
tasty			#[lekker]
to be hungry			#[honger hebben]
to be thirsty			#[dorst hebben]
tomato			#[tomaat]
vegetables			#[groente]
------
waiter			#[ober]
[Unit 2,lesson 5]
[Phrases to know]
[A waiter may ask you what you would like to eat.]
What would you like (to have)?			#[Wat wil je hebben?]
I would like (to have) an orange juice			#[Ik wil graag sinaasappetsap.]
Would you like (to have) a ham sandwich?			#[Wil je een broodje ham?]
Yes. please			#[Ja. graag.]
No, thank you			#[Nee. dank je wel.]
[In English you normally say you have something for breakfast.]
To have breakfast			#[ontbijten]
[How to use to do]
[Today:]
Do you like...? Yes. I/we do.			#[Vind je leuk...? Ja. ik/wij vind/vinden...]
Does she/he/it like.....? Yes, she/he/it does.			#[Vindt zij/hij/het leuk...? Ja, zij/hij/het vindt...]
Do we like....? No, we don't.			#[Houden we van ....? Nee, wij houden er niet van.]
------
[Yesterday:]
Did you like....yesterday? Yes, I/we did.			#[Vond je... gisteren leuk? Ja, dat vond/vonden ik/wij leuk.]
Did she/he/it like yesterday? No, she/he/it didn't.			#[Vond zij/hij/het gisteren leuk? Nee, zij/hij/het vondt het niet.]
Did we like...? No, we didn't.			#[Vonden we het leuk...? Nee, dat vonden we niet.]
{---------------------------------------}
[How to use to do ...uit elkaar gehaald ...Today:]
Do you like eggs? Yes. I do.			#[Lus jij eieren? Ja. dat lus ik.]
Do you like eggs? Yes. we do.			#[Lus jullie eieren? Ja. dat lussen wij.]
Does she like eggs? Yes, she does.			#[Lus zij eieren? Ja. dat lus zij.]
Does he like eggs?  Yes, he does.			#[Lus hij eieren? Ja. dat lus hij.]
Does it like eggs?  Yes, it does.			#[Lus het eieren? Ja. dat lus het.]
Do we like eggs? No, we don't.			#[Houden we van eieren? Nee, wij houden er niet van.]
[Yesterday:]
Did you like eggs yesterday? Yes, I did.			#[Vond je gisteren eieren lekker? Ja, dat vond ik lekker.]
------
Did you like eggs yesterday? Yes, we did.			#[Vond jullie gisteren eieren lekker? Ja, dat vonden wij lekker.]
Did she like eggs yesterday? No, she didn't.			#[Vond zij gisteren eieren lekker? Nee, zij vond het niet.]
Did he like eggs yesterday? No, he didn't.			#[Vond hij gisteren eieren lekker? Nee, hij vond het niet.]
Did it like eggs yesterday? No, it didn't.			#[Vond het gisteren eieren lekker? Nee, het vond het niet.]
Did we like eggs? No, we didn't.			#[Vonden wij eieren lekker? Nee, dat vonden wij niet.]
Did we like eggs? No, we didn't.			#[Vonden we eieren lekker? Nee, dat vonden we niet.]