...............................................................66 woorden a = antwoord ...............................................................
...............................................................
v: vragen
Aantal: 66 woorden.
...............................................................
a cup of tea
a packet of crisps
beef
bill
breakfast
cabbage
cauliflower
cucumber
dessert
dinner
------
drinks
food
French fries
fried eggs
garlic sauce
lettuce
lunch
main course
meal
meatball
------
menu
napkin
onion
pineapple
pork chop
potato
restaurant
salmon
salt and pepper
shrimp
------
soup
spinach
starter
steak
tablecloth
tasty
to be hungry
to be thirsty
tomato
vegetables
------
waiter
What would you like (to have)?
I would like (to have) an orange juice
Would you like (to have) a ham sandwich?
Yes. please
No, thank you
To have breakfast
Do you like...? Yes. I/we do.
Does she/he/it like.....? Yes, she/he/it does.
Do we like....? No, we don't.
------
Did you like....yesterday? Yes, I/we did.
Did she/he/it like yesterday? No, she/he/it didn't.
Did we like...? No, we didn't.
Do you like eggs? Yes. I do.
Do you like eggs? Yes. we do.
Does she like eggs? Yes, she does.
Does he like eggs? Yes, he does.
Does it like eggs? Yes, it does.
Do we like eggs? No, we don't.
Did you like eggs yesterday? Yes, I did.
------
Did you like eggs yesterday? Yes, we did.
Did she like eggs yesterday? No, she didn't.
Did he like eggs yesterday? No, he didn't.
Did it like eggs yesterday? No, it didn't.
Did we like eggs? No, we didn't.
Did we like eggs? No, we didn't.
...............................................................
A: Antwoorden
Aantal: 66 woorden.
...............................................................
een kop thee
een zakje chips
rundvlees
rekening
ontbijt
kool
bloemkool
komkommer
nagerecht
avondeten
------
drankjes
voedsel
Franse frietjes
gebakken eieren
knoflooksaus
sla
lunch
hoofdgerecht
maaltijd
gehaktbal
------
menu
servet
ui
ananas
karbonade
aardappel
restaurant
zalm
zout en peper
garnaal
------
soep
spinazie
voorgerecht
biefstuk
tafelkleed
lekker
honger hebben
dorst hebben
tomaat
groente
------
ober
Wat wil je hebben?
Ik wil graag sinaasappetsap.
Wil je een broodje ham?
Ja. graag.
Nee. dank je wel.
ontbijten
Vind je leuk...? Ja. ik/wij vind/vinden...
Vindt zij/hij/het leuk...? Ja, zij/hij/het vindt...
Houden we van ....? Nee, wij houden er niet van.
------
Vond je... gisteren leuk? Ja, dat vond/vonden ik/wij leuk.
Vond zij/hij/het gisteren leuk? Nee, zij/hij/het vondt het niet.
Vonden we het leuk...? Nee, dat vonden we niet.
Lus jij eieren? Ja. dat lus ik.
Lus jullie eieren? Ja. dat lussen wij.
Lus zij eieren? Ja. dat lus zij.
Lus hij eieren? Ja. dat lus hij.
Lus het eieren? Ja. dat lus het.
Houden we van eieren? Nee, wij houden er niet van.
Vond je gisteren eieren lekker? Ja, dat vond ik lekker.
------
Vond jullie gisteren eieren lekker? Ja, dat vonden wij lekker.
Vond zij gisteren eieren lekker? Nee, zij vond het niet.
Vond hij gisteren eieren lekker? Nee, hij vond het niet.
Vond het gisteren eieren lekker? Nee, het vond het niet.
Vonden wij eieren lekker? Nee, dat vonden wij niet.
Vonden we eieren lekker? Nee, dat vonden we niet.