...............................................................
v = vragen
...............................................................
de fabel
de legende
de voorouders
het nageslacht
---------------------------------
het stenentijdperk
de tijdmachine
de tentoonstelling
historisch
hartlijk lachen
het voorwerp
het archief
de ellende
de samenleving
de landverrader
de zoveelste keer
in de loop van
de onderduiker
het verzet
---------------------------------
het geheugen
de herinnering
vergeetachtig
voorgoed
tijdelijk
---------------------------------
het schroot
de hersens
de verpleger
allereerst
zich afspelen
---------------------------------
in geuren en kleuren
aan iemands lippen hangen
---------------------------------
het verleden
het heden
de toekomst
de oorlog
de vrede
...............................................................35 woorden
a = antwoord
...............................................................
Een verzonnen verhaal waarin pratende dieren voorkomen en waarvan je iets leert.
Oud verhaal over een held dat vaak is verteld.
Je vader en je moeder. maar ook je opa's en oma's en hun ouders.
Je kinderen. maar ook je kleinkinderen en achterkleinkinderen.
Een tijd heel lang geleden, toen mensen dingen van steen maakten en gebruikten.
Apparaat waarmee je door de tijd kunt reizen, naar het verleden of de toekomst. Het apparaat bestaat niet echt.
Plaats waar je historische of mooie dingen kunt bekijken.
Alles wat te maken heeft met het verleden.
Gezellig en vriendelijk lachen.
Een ding dat je kunt zien en voelen.
Plaats waar films, (oude) boeken en andere voorwerpen bewaard worden.
Een erg nare toestand.
Alle mensen in een land.
Iemand die in een oorlog samenwerkt met de vijand.
Al heel vaak.
Na een tijdje, tijdens.
Iemand die zich tijdens een oorlog verstopt voor de vijand.
De mensen die in een oorlog in het geheim tegen de vijand vechten.
De plek waar je je herinneringen bewaart.
Een belevenis van vroeger waar je aan denkt.
Als je veel dingen niet kunt onthouden of maar voor korte tijd.
Voor altijd.
Niet voor altijd.
Stukken oud ijzer.
Je hersens zitten boven in je hoofd, hiermee kun je denken.
Iemand die in het ziekenhuis voor de zieken zorgt.
De eerste.
Gebeuren.
Iets op een leuke manier, met veel bijzonderheden vertellen.
Met veel aandacht aan iemand luisteren.
De tijd die voorbij is.
De tijd die nu is.
De tijd die nog komt.
Ruzie tussen twee of meer landen.
Als er geen oorlog is, is er vrede.
...............................................................35 woorden
vb = voorbeeld
...............................................................
...............................................................0 woorden