Themawoorden en schoolwoorden de afspraak Elkaar beloven om iets te doen. de agenda Een boekje waarin alle dagen van een jaar staan. In je agenda schrijf je afspraken op. eergisteren De dag die vóór gisteren kwam. eerst Waarmee je begint. gisteren De dag die vóór vandaag kwam. morgen De dag die ná vandaag komt. nu Op dit moment. overmorgen De dag die ná morgen komt. Het is dus de dag na twee nachtjes slapen. straks Over een poosje. vandaag Nu, op deze dag. volgend alk! Wat erna komt. de volgorde~11 De manier waarop dingen na elkaar komen. De letters van het alfabet hebben een volgorde.