Stoom uit de ketel' N Herhaling Kijk naar de tijdbalk voor of achter in je boek. Je ziet een plaatje van een fabriek. Dit plaatje hoort hij het tijdvak van de stoommachine. Weet je ook waarom? Zet een kruisje voor het goede antwoord. C.:1 De stoomtreinen reden door naar de fabriek ❑ De machines in de fabrieken werkten op stoom. ❑ Er waren toen niet zoveel fabrieken. r--1 12 Het was heel prettig om In een fabriek te werken. t Veel mensen woonden in hele slechte woningen. Een voorbeeld daarvan zie je op blz. 42. Waarom deden ze dat? Zet een kruisje voor het goede antwoord. ❑ De mensen willen graag zo leven. ❑ Er staan geen andere huizen in de stad. ❑ De arbeiders verdienen niet genoeg om een beter huis te huren. De stoomtreinen gaan rijden. Zeg van de volgende zinnen of ze goed of fout zijn. goed fout De stoomtrein had geen locomotief. 13 ❑ De stoomtrein had verschillende klassen rijtuigen. ❑ ❑ In de derde klas kon je het prettigst reizen. ❑ ❑ Met de stoomtrein ging het sneller dan met de postkoets. ❑ ❑