[Themawoorden en schoolwoorder] [Blz 67] [Les 1 en 2] actief Bezig zijn, aan de gang zijn. zich amuseren Plezier hebben, zich vermaken. de attractie Iets aantrekkelijks dat veel mensen willen zien of doen. chillen Je lekker ontspannen. de gezelligheid Als er een prettige sfeer is tussen mensen in dezelfde ruimte. het gezelschap Groep mensen die samen iets doen. sluiten 1 Dichtdoen, dichtmaken; 2 Beƫindigen. de vrije tijd De tijd die je voor jezelf hebt. het toegangsbewijs Kaartje of papier waarop staat dat je ergens naar binnen mag. de toegangsprijs De prijs die je betaalt om ergens naar binnen te mogen. de verwachting Het verwachten, denken dat iets gaat gebeuren. verzamelen Mensen, voorwerpen of informatie van dezelfde soort bij elkaar brengen. [Les 9 en 10] eind goed, al goed Als iets goed afloopt, vergeet je hoeveel moeite het heeft gekost. met de hoed in de hand, kom je door het ganse land Met beleefd zijn, bereik je meer. blaffende honden bijten niet Mensen die hard schreeuwen, zijn vaak het minst gevaarlijk. jong geleerd is oud gedaan Wat je jong leert, kun je later goed als de kat van huis is, dansen de muizen op tafel Zonder toezicht doen kinderen alleen maar waar ze zin in hebben. oost west, thuis best Nergens is het zo goed als thuis. haastige spoed is zelden goed Bij te veel haast, kun je fouten maken. spreken is zilver, zwijgen is goud Soms kun je beter niets vertellen. er is een tijd van komen en er is een tijd van gaan Aan alles komt een einde. komt tijd, komt raad De oplossing komt vaak vanzelf. de tijd heelt alle wonden Na lange tijd wordt verdriet minder. elk vogeltje zingt zoals het gebekt is Iedereen zegt en doet dingen op zijn eigen manier.