[Stoom uit de ketel!] [Wat heb je geleerd?] [De stoommachine] #De stoommachine verandert het leven van de mensen. Fabrieken kunnen sneller en goedkoper spullen maken dan de mensen thuis. Dus komen er steeds meer fabrieken. Mannen. vrouwen én kinderen gaan in de fabrieken werken.Ook de trein rijdt op stoom. En die gaat veel sneller dan de trekschuit of de diligence. De trein heeft wagons voor verschillende klassen. [De fabrieksstad] #Fabrieken worden in steden gebouwd. De fabrieksrook maakt de hele omgeving vies.Fabrieksarbeiders woonden bij elkaar in kleine, slechte huizen. Veel mensen worden ziek. [Dingen van vroeger] #Je kunt nog veel terugvinden uit deze tijd In sommige steden staan nog oude fabrieks-gebouwen. Stoomtreinen rijden nog een rondje voor toeristen. ------ [Begrippen] de arbeidersbuurt #[De arbeidersbuurt is het deel van de stad waar veel arbeiders wonen.] de fabriek #[Een fabriek is een gebouw waar met machines dingen gemaakt worden.] de industrie #[De industrie is de naam voor alle fabrieken samen.] de kinderarbeid #[Kinderarbeid is werk dat door kinderen wordt gedaan.] de machinist #[De bestuurder van een (stoom)trein heet de machinist.] de stoommachine #[Een stoommachine is een machine die met steenkool wordt gestookt. De stoom wordt gebruikt om andere toestellen te laten werken. zoals een weefgetouw.] de stoomtrein #[Een stoomtrein is een trein die op stoom rijdt.] de telegraaf #[De telegraaf is een schrijftoestel dat punten en streepjes op papier zet. Zo kun je berichten verzenden. de textielfabriek #[Een fabriek waar weefmachines staan heet een textiel fabriek.] de waterleiding #[De buis waardoor schoon drinkwater een huis binnenkomt, heet een waterleiding.] ------ [Woordenboekje] de bacillen #[hele kleine beestjes waar je ziek van kunt worden. Je kunt ze niet zien]#Er zitten bacillen in het drinkwater. Dat is heel gevaarlijk. het bericht #[een boodschap die iemand krijgt, per telefoon bijvoorbeeld]#Ik heb net bericht gehad dat ik de loterij heb gewonnen! bestormen #[met een heleboel mensen tegelijk iets aanvallen#De soldaten bestormen het kasteel. het grondwater #[water dat in de grond zit. Daar drinken de planten van]#Het grondwater is zwaar vervuild. de hygiëne #[als je zorgt dat alles heel schoon is]#Hygiëne in huis is erg belangrijk. het loon #[geld dat je krijgt voor je werk]#Hoera, mijn loon is omhooggegaan. Nu heb ik meer geld. de milieuvervuiling #[als de grond, het water of de lucht vies wordt]#Door de uitlaatgassen van auto's krijg je veel milieuvervuiling. de sporen #[resten uit vroeger tijden die er nog zijn]#Je kunt daar nog sporen van de Romeinen vinden. stoken #[iets in een vuurtje of in de kachel gooien, zodat het verbrandt]#Je kunt deze kachel met olie stoken. verslinden #[heel snel opeten]#Zij had zo'n honger, dat ze haar boterhammen verslond.