[Themawoorden en schoolwoorder] [Blz 27] [Les 1 en 2] automatiseren Zorgen dat het automatisch, als vanzelf, gaat. het beeldscherm Het scherm, bijvoorbeeld van een tv, waarop iets wordt afgebeeld. interactief Iets is interactief als het ene op het andere reageert. het level Het niveau. In een computerspel het speelniveau. offline Niet verbonden zijn met het internet. Het tegenovergestelde van online. omgeven door Wat om iets of iemand heen is. online Verbonden zijn met het internet. opslaan Bewaren voor later gebruik. overgaan in In iets anders veranderen. programmeren Een programma voor een computer maken en dat erop installeren. realistisch Te maken hebben met de werkelijkheid. stand-by Paraat, klaar om te gebruiken. [Les 9 en 10] de eerste de beste Niet verder kijken en de eerste nemen. de kat uit de boom kijken Alles eerst rustig bekijken, totdat duidelijk is wat je moet doen. iemand een koekje van eigen deeg geven Iemand op dezelfde manier vervelend behandelen als hij of zij jou heeft behandeld. loslaten Laten gaan. over de rooie gaan Uit woede tekeer gaan. iemand de stuipen op het lijf jagen Iemand erg laten schrikken of bang maken. de triomf De grote overwinning. variƫren Afwisselen. uit het veld geslagen zijn In de war gebracht zijn, niet meer weten wat te doen. verwijderen Weghalen. op visite gaan Mensen thuis bezoeken. werpen Gooien.