...............................................................24 woorden
a = antwoord
...............................................................
............................................................... v: vragen Aantal: 24 woorden. ............................................................... de aanleiding iemand in de arm nemen de bevinding het communicatiemiddel compleet eveneens overnemen uit reeds de reeks het stuk ------ het thema verschijnen bijbehorend chatten het computervirus de elektronische snelweg het individu het netwerk onbewust het onderscheid ------ surfen in tegenstelling tot virtueel het weblog

............................................................... A: Antwoorden Aantal: 24 woorden. ............................................................... Iets waardoor andere dingen gaan gebeuren. Iemand om hulp vragen. De uitkomst van een onderzoek. Bijvoorbeeld radio, televisie en internet. Hiermee geef je informatie door of krijg je informatie. Volledig, er ontbreekt niets. Ook. Kopiëren, halen uit. Al, alvast. De serie, een rij op volgorde. 1. Het artikel in een krant of tijdschrift; 2. Een deel van iets. ------ Onderwerp waarover je schrijft of denkt. Tevoorschijn komen, in de handel komen. Iets wat erbij hoort of erbij past. Met iemand 'praten' via internet. Een programma dat bestanden op je computer verandert en kapotmaakt. Het internet. Eén persoon. Elk mens is een individu. De verbindingen tussen computers. Iets doen of voelen zonder erbij na te denken. Het verschil. ------ 1. Zoeken op het internet zonder een vast plan; 2. Op een plank over de golven gaan. Niet hetzelfde als, anders dan was gedacht. Iets wat niet echt bestaat of niet echt aanwezig is, denkbeeldig. Een dagboek op internet.