[Themawoorden en schoolwoorden] [Les 1 en 2:] de aanleiding Iets waardoor andere dingen gaan gebeuren. iemand in de arm nemen Iemand om hulp vragen. de bevinding De uitkomst van een onderzoek. het communicatiemiddel Bijvoorbeeld radio, televisie en internet. Hiermee geef je informatie door of krijg je informatie. compleet Volledig, er ontbreekt niets. eveneens Ook. overnemen uit Kopiëren, halen uit. reeds Al, alvast. de reeks De serie, een rij op volgorde. het stuk 1 Het artikel in een krant of tijdschrift; 2 Een deel van iets. het thema Onderwerp waarover je schrijft of denkt. verschijnen Tevoorschijn komen, in de handel komen. [Les 9 en 10:] [blz 7] bijbehorend Iets wat erbij hoort of erbij past. chatten Met iemand 'praten' via internet. het computervirus Een programma dat bestanden op je computer verandert en kapotmaakt. de elektronische snelweg Het internet. het individu Eén persoon. Elk mens is een individu. het netwerk De verbindingen tussen computers. onbewust Iets doen of voelen zonder erbij na te denken. het onderscheid Het verschil. surfen 1 Zoeken op het internet zonder een vast plan; 2 Op een plank over degolven gaan. in tegenstelling tot Niet hetzelfde als, anders dan was gedacht. virtueel Iets wat niet echt bestaat of niet echt aanwezig is, denkbeeldig. aanwezig is, denkbeeldig. het weblog Een dagboek op internet.