.








Pruiken en hoepelrokken
Wonen en werken
Rijke mensen wonen in mooie landhuizen met grote tuinen aan het water. Ze dragen pruiken en hoepelrokken. Maarveel mensen zijn arm. Zij wonen in slechte, oude huizen. De mensen werken vaak thuis. Ze spinnen wol, of weven stoffen. Kinderen moeten gewoon meewerken. Als ze geluk hebben, mogen ze naar school. Daar zitten veel kinderen in één klas.
Op reis
Vroeger reisden de mensen niet veel. Ze bleven dicht bij huis en deden alles lopend. Wilden ze verder weg, dan namen ze de diligence of de trekschuit.
Vroeger en nu
Soms lijkt het wel alsof vroeger alles anders was. Maar veel dingen zijn ook hetzelfde gebleven. Rijke mensen wonen nog steeds in landhuizen. Maar de school is wel veranderd. Gelukkig maar!
Begrippen
1
het abc


......



2
de diligence


......



3
de hoepelrok


......



4
de huisnijverheid


......



5
de kelderwoning


......



6
het krot


......



7
het landhuis


......



8
de plak


......



9
de staartpruik


......



10
de trekschuit


......



Woordenboekje
11
het bloemperk



voorbeeld:
In dit bloemperk staan veel gele bloemen.

......



12
de fabriek



voorbeeld:
In deze fabriek worden schoenen gemaakt.

......



13
de fontein



voorbeeld:
In het park staat een mooie fontein.

......



14
de gewrichten



voorbeeld:
Door de kou had oma pijn in haar gewrichten.

......



15
joelen



voorbeeld:
Toen de kinderen ijsvrij kregen, kwamen zij joelend naar buiten.

......



16
ondervoed



voorbeeld:
Deze kinderen zijn ernstig ondervoed.

......



17
de pottenbakkerij



voorbeeld:
Mijn oom werkt in een pottenbakkerij.

......



18
de roef



voorbeeld:
De schipper zat in de roef koffie te drinken.

......



19
het spinnenwiel



voorbeeld:
De vrouw zit aan het spinnenwiel te werken.

......



20
vanjewelste



voorbeeld:
Het was een geschreeuw vanjewelste op het schoolplein.

......



________________________________________ EINDE, aantal woorden: 20